Deel 7: Kanttekeningen bij… Over leven in een welvaartsstaat

Woord vooraf

Met deze reeks “kanttekeningen” wil ik inzoomen op de karaktervormende aspecten van mijn leven. Ze hebben er in belangrijke mate toe bijgedragen wie ik uiteindelijk als mens geworden ben. De geromantiseerde biografie “Over leven in een welvaartsstaat” is vooral karakteronthullend. Markante, soms diepmenselijke drama’s en andere gebeurtenissen die gezorgd hebben voor een ruimere bewustwording komen er onvoldoende in aan bod. Verhaalelementen van een boek moeten passen in een paradigma, een onderhoudende tijdlijn of spanningsboog, die aangenaam is om te lezen en een boodschap overbrengt. Maar hier vestig ik dus de aandacht op de dingen aan de zijlijn. Veel leesplezier!

Een dag om nooit te vergeten

We woonden met ons middenstandsgezin in een vrijstaand landhuis op de Stabroekse polder ten noorden van Antwerpen. Als kind keek ik uit over het vlakke akkerlandschap zover het oog reikte. Toen ik de ouderlijke woonst verliet in 1989, raakte de vijf meter hoge vloedgolf van opgespoten rivierzand bijna de achtertuin van onze woning. We keken uit op de drukke snelweg, de A12 met ernaast een chemische goederenspoorlijn. Verderop bewogen de torenhoge brugkranen van de containerterminals aan het Bevrijdingsdok – daarvoor het Delwaidedok – op de plaats van het vroegere Lillo-Kruisweg en het gehucht Vogelzang. Aan de horizon fakkelden de flares van de Total Olefins raffinaderijen. Uiteraard had die razendsnelle evolutie met de daarmee gepaard gaande lichtvervuiling en constante lawaaihinder een erg negatieve impact op de waarde van het vastgoed in onze woonplaats.

Einde januari 1953 was er in Lillo-Kruisweg nog geen vuiltje aan de lucht. Enkele dagen volle maan betekende springtij op de Schelde. Er stak storm op. Het normale waterpeil bij springvloed werd op zaterdagavond met ruim een meter overtroffen. Op de Zandvlietse potpolder sloeg het Scheldewater al over de zomerdijken. De storm won aan kracht terwijl de windrichting veranderde van west naar noordwest en stond pal op de Noordzeemonding met de noordelijke Atlantische Oceaan. Die nacht stormde het met orkaankracht. ’s Ochtends vergaapten de dorpsbewoners zich aan de ongewoon krachtige stroming van het water in de grachten terwijl het waterpeil zienderogen steeg. De Gesneuveldenlaan werd een onstuimige rivier. Het water zocht zich onstuitbaar een weg naar de woningen. Een nietsontziende vloedgolf veranderde de landerijen in een eindeloze watervlakte. Ontredderd ploeterden runderen rond in het troebele water tot ze werden opgeslokt door een gat in de grond en zomaar verdwenen. Kelders van woningen stroomden in geen tijd vol. De bewoners vluchtten ternauwernood naar de eerste verdiepingen want het waterpeil steeg zienderogen op het gelijkvloers. 

Rond de middag stabiliseerde de stormvloed. In de namiddag trok het water zich zelfs een beetje terug, ook uit de huizen. Maar met het opkomende water op de Schelde ‘s avonds stroomden die opnieuw vol met het zoute, ijskoude water. 

De volgende dagen startte het Belgisch leger een grootschalige evacuatie. De Sint-Ignatiusvloed trof kustgemeenten en laaglanden in België, Nederland, Duitsland, Denemarken en het oosten van Groot-Brittannië. In Nederland kostte de stormvloed aan duizend achthonderd mensen het leven. In België werden vooral Oostende en de gemeenten stroomopwaarts aan de Schelde getroffen. In Lillo-Fort veroorzaakte het wassende water een dijkbreuk aan het getijdehaventje.

Nederland wilde kort daarop met het revolutionaire Deltaplan alle zeegaten op het grondgebied – behalve de monding van de Westerschelde – afsluiten om watersnoodrampen met een dergelijke omvang als die van februari 1953 in de toekomst te voorkomen. Het bescheidener Vlaamse Sigmaplan zou daar dan met dezelfde doelstelling naadloos op aansluiten.  

In haar expansiedrift zag het havenbestuur van Antwerpen daarin opportuniteiten met plannen rond een zeekanaal parallel met de rechteroever van de Schelde, het zogenaamde Kanaaldok B1. De met baggerslip opgehoogde zone daartussen werd een ontwikkelingszone voor chemische industrie. Ten oosten ervan, voor het dorp Berendrecht, werd een reusachtig dok voor goederenbehandeling met werkvloeren en weginfrastructuur ingepland, op de plaats van Oud-Lillo en Lillo-Kruisweg. Kort daarop verloren de polderdorpen Lillo, Berendrecht en Zandvliet hun autonomie door een fusie met de grootstad. Tijdens het interbellum gebeurde dat reeds met de dorpen ten Noorden van Antwerpen. Daar bevinden zich nu onder andere de petroleumdokken.

Lees ook:

Deel 1: Een ongeschoolde arbeider
Deel 2: Werken in de dancings in de jaren 80
Deel 3: De beloning

Deel 4: De confrontatie
Deel 5: Lillo-Kruisweg, omstandigheden tekenen mensen
Deel 6: Een positieve wending

Reacties