Hoger, lager, inflatie of deflatie? Wat wordt het? Vijftig tinten prijs
Alexis Bienvenu is fondsbeheerder bij La FinanciĆØre de l’Echiquier. Hij schreef een interessante visie op de vele prijsschokken die vandaag niet alleen de markten treffen, maar ook de burgers en consumenten. Hij nuanceert en legt uit dat het niet louter de stijgende prijzen zijn die er toe doen, maar waar de klim zich voordoet. Bienvenu laat zien hoe het samenspel van de verschillende componenten ( grondstoffenprijzen, lonen,…) werkt en duidt tenslotte wat de reactie van de centrale banken zal zijn.
Tijdelijk wordt slepend
‘Tijdelijke problemen slepen vaak langer aan dan verwacht. Zo ook met de inflatie. Ook al houden de Fed en de ECB vol dat het om een overgangsperiode gaat, toch baart de inflatie beleggers, producenten en consumenten steeds meer zorgen. Zelfs binnen de Fed ontstaat er stilaan beroering. Uit de notulen van de recentste vergadering blijkt dat een groeiende groep van bestuurders vindt dat de voordelen van de liquiditeitsinjecties in het financiĆ«le stelsel meer en meer worden tenietgedaan door de nadelen, met name de inflatie.
De centrale banken hebben echter niet op elke vorm van inflatie vat, ook al is het hun taak om die onder controle te houden.’
Prijsstijgingen in vele tinten
Prijsstijgingen komen in vele tinten. Om te beginnen is reflatie niet hetzelfde als inflatie. Reflatie is een stijging van de prijzen nadat die een tijdje buitensporig laag zijn geweest. Een actueel voorbeeld is de olieprijs. Over tien of zelfs twintig jaar bekeken ligt die gemiddeld op 70 dollar per vat Brentolie (olie uit de Noordzee, red) in geld van nu, dus dat gemiddelde zou hoger liggen als we ook de inflatie in rekening zouden brengen.
Vandaag haalt de olieprijs inderdaad pieken die we sinds 2014 niet meer gezien hebben, van meer dan 80 dollar. Over een langere periode bekeken vormt de huidige prijs echter eerder een terugkeer naar het gemiddelde na het onvoorstelbare dieptepunt dat hij in 2020 bereikte (even zelfs negatief, red) en het in het algemeen lage niveau van de afgelopen vijf jaar. Die reflatie wijst op het herstel van een bepaald evenwicht. Daar hoeft een centrale bank zich geen zorgen om te maken. Ze kan er ook niets aan doen.
Aardgas en steenkool
In de prijzen van andere energiegrondstoffen, zoals aardgas en steenkool, is meer sprake van echte inflatie. Daardoor worden verwarming, elektriciteit en uiteindelijk alle bewerkte goederen duurder. Een centrale bank heeft er echter geen greep op. Meer nog, ook de inflatie in een aantal categorieƫn van goederen waar de vraag tijdelijk groter is dan het aanbod, ontsnapt aan haar regie.
Op dit moment is dat het geval met computerchips en in het verlengde daarvan bepaalde duurzame consumptiegoederen. Het aanbod beent doorgaans de vraag weer bij en zelfs voorbij, wat op termijn dan weer een ā eveneens tijdelijke ā deflatoire tegenschok teweegbrengt. De centrale banken bekommeren zich er niet om.
De echte rol van de centrale banken
Waar centrale banken daarentegen wel een rol te spelen hebben, is in de langetermijninflatie in het economische bestel. Daarbij gaat het in het bijzonder om twee categorieĆ«n: enerzijds financiĆ«le activa en vastgoed, anderzijds de lonen. In de eerste categorie schept inflatie tijdelijke rijkdom, die ertoe kan leiden dat beleggers buitensporige risico’s gaan nemen en er zeepbellen en crisissen ontstaan.
In de tweede categorie, lonen dus, is inflatie in eerste instantie wel gunstig voor de huishoudens, maar later nadelig omdat het bestede ā niet opgespaarde ā loon een algemene stijging van de prijzen teweegbrengt. Daardoor kan het gebeuren dat de koopkracht in reĆ«le termen helemaal niet toeneemt.
Bovendien verliest de munt meestal aan waarde, wat invoer duurder maakt. Uitgerekend dat fenomeen begint nu de kop op te steken, met name in de Verenigde Staten. Uit het recentste arbeidsmarktrapport blijkt dat de loonkosten er sterk stijgen (+4,5% op jaarbasis), vooral bij de laagste lonen (+7%). Dat zou positief zijn, zolang niet tegelijk ook de prijzen stijgen. Alleen doen ze dat wel, en niet alleen in bepaalde sectoren die met aanvoerproblemen kampen ā wat zoals gezegd niet echt problematisch is ā maar vooral ook op de vastgoedmarkt.
Huur en vastgoed
Zo kende de component ‘huurprijzen’ in de Amerikaanse inflatie in augustus met +0,5% zijn grootste stijging op maandbasis sinds 2001. De component die de huisvestingskosten van huiseigenaars weerspiegelt (Owner’s equivalent rent of residence) nam toe met 0,4%, de grootste beweging op maandbasis sinds de zomer van 2006. Wat er aan de ene kant bijkomt, wordt aan de andere kant weer uitgegeven.
Daar kan een centrale bank sturend optreden door de financiƫle omstandigheden te verkrappen om het systeem af te koelen, maar zonder het te doen bevriezen. Hoe vroeger ze dat doet, hoe beter, want wachten betekent alleen dat later forser moet worden ingegrepen.
Andere toontje zingen
Het lijdt dus weinig twijfel dat de centrale banken, in het bijzonder de Fed, in hun communicatie vanaf nu een andere toon zullen aanslaan. Verschillende opkomende landen, op China na, hebben dat al gedaan. Dat zal zijn weerslag hebben op de markten. De Amerikaanse rente kan verder stijgen, over de hele lijn of vooral op korte looptijden, die meer de verwachtingen ten aanzien van het monetair beleid weergeven. Het voordeel vandaag is dat de landing weliswaar vastberaden, maar, gezien de ervaringen bij recente verkrappingscycli en de omvang van de schulden, ook uiterst voorzichtig zal worden ingezet. De markt is dus in de kundige handen van Fed-voorzitter Jerome Powell, die de vele tinten prijs zal moeten bespelen om de economie uit de inflatoire spiraal te krijgen waarin ze verzeild lijkt te raken.
Reacties